Duister, donker, kil…angstig, eenzaam, een
hart zo stil
Stil omdat het niet mocht kloppen. Stil
omdat er geen leven in mocht zijn
Duister, donker, kil, angstig
eenzaam, een hart zo stil.
Stil omdat er niemand rond stond
die het zou begrijpen, bang dat ze de liefde uit me zouden knijpen
Duister, donker, kil…angstig, eenzaam, een
hart zo stil
Stil omdat er geen tijd en plaats was voor
het hart van een kind, niet voor een traan, niet voor lach
Duister, donker, kil…angstig eenzaam een hart
zo stil
Stak ik een kaarsje aan blies men het terug
uit en kreeg ik een klap, “warmte bestaat niet” was de boodschap waarvan men
wou dat ik ze snap.
Duister, donker, kil bleef het in mijn
kamer, en ik die zo verlangde naar dat brandend kaarsje om mijn handen aan te
verwarmen. Een kaarsje dat het licht weerspiegelt van mijn ziel. Het licht dat
steeds weer werd gedoofd, het licht waar niemand in geloofd.
Behalve ik, ik ben het licht dat is
ontwaakt, uit een hart dat werd gekraakt. Nooit zal het nog doven, altijd zal
het branden. Want nu verwarm ik naast die van mij nog zoveel andere
handen. Zo wordt dat kleine vlammetje
een kampvuur waar we rond praten en waar onze ziel kan leven. Waar we zowel
elkaar als onszelf een warm leven kunnen geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten